Door Coen Mulders en Vera Bloemen
Alle mensen lijken op elkaar, er zijn veel meer overeenkomsten te bedenken dan verschillen. Toch gaan mensen er in het dagelijks leven vanuit dat zij iemand anders zijn dan 'de rest'. Ieder mens heeft iets dat hem/haar onderscheidt van de rest. En is iets dat jou maakt tot jou en jou alleen. Dit onderscheidende deel van de mens wordt ook wel de persoonlijke identiteit genoemd.
Je persoonlijke identiteit is dus hoe jij je onderscheidt van anderen, in je gedrag, gevoelens en gedachten.
Het menselijk lichaam vervangt zichzelf om de zoveel jaar helemaalcontinu, geen enkele cel is dan nog meer dezelfdedenk maar aan de huid. Maar toch blijf je jezelf als één persoon, één individu beschouwen. Maar waarom? Als je er totaal anders uitziet is je lichaam dan niet een ander lichaam? De vraag is dus: Wat, behalve continuïteit in hoe we er uitzien, maakt de mens 'dezelfde'?
Het voor de hand liggende antwoord is: je identiteit, je karaktereigenschappen, je persoonlijkheid, je ziel of hoe je het ook wilt noemen. Maar heeft de mens wel een identiteit? Is er wel iets dat ons 'dezelfde' maakt of is dat allemaal een illusie, een menselijk verzinsel? En als je er vanuit gaat dat de mens wel een persoonlijke identiteit heeft, waar zit die dan 'in', hoe toont die zich? En wordt die identiteit gevormd of bezit de mens die al bij de geboorte? Is identiteit veranderlijk en vormbaar of is identiteit een onveranderlijke vastliggende kern?
Identiteit verbonden met bewustzijnLocke, Descartes en KantNeem bijvoorbeeld het gedachte experiment waarbij de hersenen (met herinneringen etc.) van persoon A overgeplaatst worden in het lichaam van persoon B en andersom. Zou dat dan betekenen dat persoon A nu persoon B 'is' en persoon B persoon A?
Zijn de hersenen, en met de hersenen de herinneringen, gedachten en alle andere hersenprocessen, bepalend voor wie jij bent? Bepalen je hersenen je persoonlijke identiteit? John Locke vindt dat dit inderdaad zo is. De hersenen, en dan met name de herinneringen en ervaringen, bepalen volgens hem de persoonlijke identiteit.
'Als de ziel van een prins, met het bewustzijn van het verleden van de prins in zich,
het lichaam van een schoenlapper zou binnengaan en van informatieve voorzien,
zodra dit lichaam door zijn eigen ziel zou zijn verlaten, dan zou iedereen zien dat de schoenlapper dezelfde persoon is als de prins, maar wie zou zeggen dat hij dezelfde mens is?'
(John Locke, Essay Concerning Human Understanding)
John Locke gaat er dus vanuit dat ten eerste de mens een persoonlijke identiteit bezit en ten tweede dat deze persoonlijke identiteit zich in de mens bevindt in de vorm van een ziel. John Locke maakt daarbij een onderscheid tussen het zijn van dezelfde persoon en dezelfde mens. Hij zegt namelijk dat de ziel je 'persoon' bepaalt, maar dat het totaal, dus lichaam én geest, bepalen wat voor een 'mens' je bent.
Het centrale punt blijft echter dat volgens Locke de mens een persoonlijke identiteit heeft en dat die gelegen is in de ziel.
Verder gaat Locke uit van het tabula rasa principe, dat wil zeggen dat je eigenlijk nog geen kennis hebt en je verstand nog leeg is als je geboren wordt. Het vult zich naarmate je meer indrukken en ervaring opdoet. Hieruit leidt hij ook af dat je identiteit tot stand komt door het verstand. Je persoonlijke identiteit is gebaseerd op je ervaringen en je bewustzijn. De ervaringen die je in je leven opdoet, gebeurtenissen die je meemaakt en dingen die je waarneemt, bepalen wie je bent en wat voor een persoon je wordt. Deze ervaringen en herinneringen bepalen dus je identiteit. Deze redenatie heeft tot gevolg dat dit betekent dat je identiteit met je mee verandert. Je identiteit is dus geen vaste, onveranderlijke kern, iets waar je altijd aan vast zit, maar iets wat zich tijdens je leven vormt en wat zich steeds met elke extra ervaring verder ontwikkelt.
Waar Locke zegt dat de identiteit van de mens gevormd wordt door ervaring en herinneringen, zegt Descartes dat de mens een 'denkend wezen' is. Descartes denkt dus dat het denken van de mens datgene is waarmee hij zich onderscheidt van alle andere diersoorten. En hij gaat er dus vanuit dat de essentie van de mens het denken is en de identiteit van de mens hangt daar dus in elk geval heel sterk mee samen.
Dus in zowel de filosofische theorie van John Locke als in die van Renée Descartes speelt het bewustzijn een sleutelrol in de hoedanigheid van de persoonlijke identiteit.
Ook Kant gaat er vanuit dat de persoonlijke identiteit van de mens verbonden is met 'bewustzijn'. Volgens Kant is je persoonlijke identiteit namelijk iets waarmee je waarneemt, je identiteit is een soort drager van verscheidene kenvermogens. Je identiteit is dus een zintuig.
Kant splitst de identiteit op in tweeën, de persoonlijke (empirische) identiteit en de zelfidentiteit (transcendentale) zelfidentiteit. Kant vindt dat een wezen een 'ik' heeft, op het moment dat hij zichzelf kan identificeren als het subject van ervaring. De mens leert zijn 'ik', zijn identiteit, op twee manieren kennen. Ten eerste door middel van transcendentale zelfbewustzijn , dus door na te denken en op een hoogliggend niveau zichzelf te zien en ten tweede door middel van empirische apperceptie, dus door waar te nemen.
Deze 'ik' of persoonlijke identiteit, die op twee verschillende manieren aan zichzelf als object wordt gegeven, is er dus ook maar één. De op twee verschillende manieren waargenomen 'ikken' vormen samen een geheel, je identiteit.
Onbepaalde kracht als identiteitSchoppenhauerMaar, als je ook de kentheorie van Kant erbij betrekt, zegt Kant eigenlijk dat 'ware' kennis over je identiteit helemaal niet mogelijk is. Namelijk, er vanuit gaande dat er een onderscheid is tussen de werkelijkheid zoals wij die waarnemen, de fenomenale werkelijkheid, en de werkelijkheid zoals hij echt is, de noemenale werkelijkheid, betekent dit dat er dus ook een noemenaal 'ik' en een fenomenaal 'ik' bestaat. En dat noemenale 'ik', onze ware identiteit, zullen we nooit echt leren kennen.
Hierop doorgaand vind Arthur Schopenhauer dat de persoonlijke identiteit, de 'ik' die wij in de werkelijkheid, dus in de fenomenale wereld, waarnemen, subjectief en dus kan het volgens Schopenhauer niet onze echte essentie zijn.
Volgens Arthur Schopenhauer moet de persoonlijke identiteit van de mens een 'ding in zichzelf' zijn. Oftewel; een object in de noemenale wereld.
Volgens Schopenhauer is dit 'ding in zichzelf' de wil. Schopenhauer vindt dat de wil van de mens de essentie van de mens en dus ook de identiteit van de mens is.
Deze wil is het 'ding in zichzelf' en het subjectieve aftreksel dat wij van die wil in deze fenomenale wereld waarnemen is het streven, de wil om te leven.
Deze wil om te leven, die dus de identiteit van de mens is, is niet persoonlijk gebonden aan een bepaald individu, maar een eeuwige, universeel strevende, onmiddellijk herkenbaar geworden kracht, die opgesloten zit in het individuele wezen.
De niet-aanwezige identiteitDavid Hume en NietzscheDe tot nu toe besproken filosofen gingen allen er vanuit dat de mens een identiteit bezit. David Hume echter, zegt dat hij, wanneer hij bij zichzelf naar binnen kijkt, introspectie doet, niet datgene kan vinden wat hem maakt tot de persoon die hij is.
'Wat mij betreft: wanneer ik zeer intiem binnentreed in wat ik mezelf noem, struikel ik altijd over een of andere bijzondere waarneming, van hitte of koude, licht of schaduw, liefde of haat, pijn of genoegen. Ik kan mezelf nooit betrappen zonder waarneming en kan nooit iets anders opmerken dan de waarneming'
(David Hume)
David Hume vat de identiteit op als iets onveranderlijks waarvan hij vind dat het niet bestaat. Hume gaat er vanuit dat de mens allerlei losse eigenschappen evaringen en waarnemingen waarneemt en deze automatisch toeschrijft aan een vaste kern, de identiteit. Maar hij zietnergens bewijs voor die vaste kern, de drager van al deze kenmerkende karaktereigenschappen. David Hume kon deze namelijk bij zichzelf naar binnenkijkend niet vinden. En zonder bewijs moet je ook niet aannemen dat er wel een vaste kern als identiteit bestaat.
Nee, volgens Hume bestaan deze eigenschappen zonder in het bezit te zijn van een bepaalde substantie. Eigenschappen zijn bovendien niet de persoonlijke identiteit, want die eigenschappen zijn universeel. En hoewel het een unieke combinatie kan zijn, zijn de eigenschappen zelf voor iedereen hetzelfde.
Hieruit trekt hij de conclusie dat er niet zoiets bestaat als een aanhoudende, onveranderlijke, persoonlijke identiteit, die apart van onze waarnemingen ervan bestaat, maar dat deze schijnbare identiteit door de mens zelf is bedacht.
Nietzsche's filosofie is hiermee vergelijkbaar. Ook Nietzsche gaat er vanuit dat er niet zoiets bestaat als persoonlijke identiteit. Volgens Nietzsche bestaat de mens uit een verzameling van driften, verschillende dividuen, maar geen individu en dus geen persoonlijke identiteit.
Identiteit om te onderscheidenCoen Mulders, Vera Bloemen en Rob WijnbergRob WijnbergRob Wijnberg beweert dat identiteit datgene is dat jou als individu onderscheidt van alle andere mensen, Rob Wijnberg zegt echter dat de mens juist de drang heeft om zich te vereenzelvigen met gelijksoortige of gelijkgestemde mensen om een persoonlijke identiteit te creëren. Deze overeenkomsten en vereenzelviging bepaald namelijk, volgens Rob Wijnberg, voor een groot deel wie we zijn en hoe we over onszelf denken. Kortom; Bij wie ik hoor is wie ik ben.
De laatste jaren wordt de natuurwetenschappelijke manier van onderzoek over het algemeen door mensen als objectief en 'waar' geaccepteerd, daarom wordt dat waar men in de wetenschap vanuit gaat, namelijk dat identiteit vastligt in het DNA, door de meeste mensen als objectieve waarheid gezien. Tegenwoordig gaat men er in de wetenschap over het algemeen vanuit dat de identiteit van de mens vastligt in de genen op het DNA. Er wordt dan vanuit gegaan dat identiteit een onveranderlijke kern in de mens is, iets dat elk mens afzonderlijk bezit, wat voor ieder mens uniek is en wat zijn of haar persoonlijkheid, gedrag, emoties en manier van denken en handelen vormt. Het is wetenschappelijk al aangetoond dat de genen in elk geval een zeer grote invloed hebben op bepaalde karaktertrekken (agressiviteit, neiging tot depressiviteit etc), veel gevoelens zijn op een fysisch chemische manier te verklaren en terug te leiden naar het DNA.
Er zijn veel voordelen voor het aannemen van het DNA als verklaring van de identiteit; Het bestaan ervan is wetenschappelijk aangetoond (anders dan bijvoorbeeld de ziel) en DNA is voor iedereen persoonlijk en anders, dit verklaart de verschillen tussen twee aparte mensen.
Maar DNA als identiteit kent ook veel gebreken. Hoe verklaar je bijvoorbeeld een drastische omslag in het gedrag? Als iemand na een traumatische gebeurtenis totaal anders is? Of dat een eeneiige tweeling vaak toch grote verschillen in karakter vertonen? En bovendien worden factoren als milieu, ervaringen en herinneringen totaal buiten beschouwing gelaten.
Wij hebben in vergelijking met Rob Wijnberg een tegenovergesteld idee over de identiteit. Wij gaan er namelijk vanuit dat identiteit niet wordt bepaald door bij wie je hoort, maar juist omdat je je van de anderen wilt onderscheiden. Identiteit is volgens ons niet iets wat aangeboren is en wat ieder mens al heeft. Wij vinden dat mensen als ze geboren worden door hun DNA al wel verschillende karakteristieke eigenschappen bezitten, als een soort ingrediënten, maar dat wil, zoals Hume, nog niet zeggen dat er ook echt een drager van deze eigenschappen is, de identiteit. Wij denken dat je als mens deze drager, dus je persoonlijke identiteit, pas gaat vormen op het moment dat je je van anderen wilt onderscheiden. Dus pas op het moment dat er andere mensen bij de baby komen te staan, begint de baby dit besef te krijgen. Hij realiseert zich dat de mensen om hem heen anders zijn dan hij. Op dat moment gaat de baby zich, hoewel misschien nog onbewust, te onderscheiden van alle andere mensen. Door dit te doen, omdat de mens zich wil onderscheiden, wordt de persoonlijke identiteit gecreëerd.
Wij geloven dus dat de mens onbewust of bewust een identiteit wil creëren om zich te kunnen onderscheiden van anderen.
Iemand die in totale isolatie leeft, zonder mensen of andere wezens om zich heen, zal niet de behoefte hebben zich te onderscheiden, en dus geen behoefte om een persoonlijke identiteit te creëren.
Stel je zet twee keer iemand (persoon A en persoon B) op een onbewoond eiland. Er is geen enkel ander levend wezen aanwezig in beide gevallen (allebei de personen hebben dus een eigen eiland). Die personen hebben niemand om zich van te onderscheiden en dus zullen ze dit ook niet doen.
Maar als iemand anders, die wel mensen om zich heen heeft en dus wel een persoonlijke identiteit heeft gecreëerd, nou op een of andere manier de persoon op het eiland zou bekijken, dan zou hij wel zichzelf onderscheiden van de persoon op het eiland en bovendien zou hij ook onderscheid maken tussen persoon A op het onbewoonde eiland zonder identiteit en persoon B op het andere onbewoonde eiland zonder identiteit.
Hieruit blijkt dus dat mensen ook identiteiten opleggen aan andere mensen, om die weer van elkaar en van hemzelf te kunnen onderscheiden.
We gaan er echter niet vanuit dat de twee mensen op het eiland zich op dezelfde manier zullen gedragen. Ze hebben namelijk allebei verschillende (combinaties van) karaktereigenschappen en reageren dus anders. Ze zullen echter bepaalde combinaties van karaktereigenschappen echt aan zichzelf en aan hun identiteit toeschrijven op het moment dat ze in contact komen met anderen.
Identiteit is dus niet iets wat je al van jezelf hebt, maar wat je zelf vormt door de verschillende eigenschappen te combineren tot jouw eigen unieke identiteit om je van anderen te onderscheiden of wat door anderen aan jou wordt opgelegd, omdat zij zich van jou en jou van anderen willen onderscheiden. Volgens ons is identiteit is dus een noodzakelijk gevolg van het samenzijn met anderen.
Gewilde uniekheidMaar zo heeft elke opvatting over identiteit wel nadelen. Zo is het bestaan van een ziel niet aan te tonen. En is het geen fijne gedachte om er vanuit te gaan dat er helemaal niets is dat ons 'speciaal' en apart maakt, is het heel moeilijk voor te stellen hoe zo'n voortdurende stroom van identiteiten nou precies in elkaar zit en ga zo maar door.
Zeker is in elk geval wel dat mensen het idee van uniekheid fijn vindt, met name in deze globaliserende wereld. Het hebben van een persoonlijke identiteit biedt houvast en zekerheid in de chaos. Vroeger werd dit verlangen naar identiteit bevredigd door de christelijke ziel, dus door een theologische verklaring. Maar de samenleving heeft sindsdien grote veranderingen door gemaakt en door de vraag naar wetenschappelijke verklaringen, kwam men op het DNA.
Dus misschien, over een paar jaar, is de mens helemaal niet meer zo gefocust op het zoeken naar een wetenschappelijke verklaring. Maar dan, omdat we het zo graag willen, zullen we wel een andere plek vinden waar we onze identiteit kunnen onderbrengen.
BronnenBoeken- Kopstukken filosofie, Kant Roger Scruton
- Filosofie, Het plezier van het denken Robert C. Solomon
- Geschiedenis van de Filosofie C. Delius, M. Gatzemeier, D. Sertcan, K. Wünscher
- Een woordenboek van de filosofie A.R. Lacy
- Filosofie, 100 essentiële denkers Philip Stokes
- Geluk en wijsheid voor beginners Jos Kessels
- www.perrick.nl/zelfbewustzijn.doc
- http://plato.stanford.edu/entries/identity-personal/
- http://www.robwijnberg.nl/site/blog/op-zoek-naar-identiteit--ik-hoor-erbij--dus-ik-ben--deel-4-http://en.wikipedia.org/wiki/Personal_identity_(philosophy)
- http://nl.wikipedia.org/wiki/Friedrich_Nietzsche
- http://nl.wikipedia.org/wiki/Immanuel_Kant
- http://nl.wikipedia.org/wiki/Schopenhauer
- http://nl.wikipedia.org/wiki/David_Hume
- http://nl.wikipedia.org/wiki/John_Locke
Article name: Door Coen Mulders en Vera Bloemen essay, research paper, dissertation